Breviarium Spinozanum: Begeerte is het wezen van de mens [3]
“Cupiditas est ipsa hominis essentia quatenus ex data quacunque ejus affectione determinata concipitur ad aliquid agendum.” [Ethica 3/Aff.Def1]
“Begeerte is het wezen zelf van de mens, voor zover het wordt opgevat als door de een of andere inwerking erop bepaald om iets te doen. [Vert. Corinna Vermeulen]
´De begeerte is de wezentheit zelve van de mensch, voor zo veel zy uit alle gestelde aandoening bepaalt bevat word, tot iets te doen of te werken.´ [De Nagelate Schriften]
Hier dan het begin van een meer inhoudelijke behandeling van mijn lezing van deze definitie samen met Spinoza’s toelichting erop, na twee inleidende blogs: een eerste blog waarin ik liet zien hoe ‘men’ het als een belangrijke tekst ervaart, waard om als wijze tekst op een tegeltje aan te brengen en een volgend blog waarin ik, enigszins tot mijn ontsteltenis, moest laten zien hoe deze definitie door de Spinoza scholars wordt veronachtzaamd.
Voor de tekst en/of vertaling van ‘explicatio’ die Spinoza bij deze affectdefinitie geeft verwijs ik ieder naar z’n eigen boekenkast – ik neem hier alleen de tekst van De Nagelate Schriften over, maar zal bij mijn bespreking wel de vertalingen van Henri Krop (en de door hem geboden Latijnse tekst) en van Corinna Vermeulen raadplegen.
Verklaring.--
Wy hebben hier voor (in 't Byvoegsel van
de negende Voorstelling in dit deel) gezegt dat de begeerte een lust met
der zelfde medeweting is; maar dat de lust de wezentheit zelve van de mensch
is, voor zo veel hy bepaalt is tot die dingen te doen, de welken tot zijn
behoudenis dienen. Maar in het zelfde Byvoegsel heb ik ook vermaant, dat ik
geen onderscheit kende tusschen de menschelijke lust en begeerte. Want het zy
de mensch meêwustig is van zijn lust, of niet, de lust blijft echter een en de
zelfde, en dieshalven, op dat ik herhaling van woorden zou mijden, heb ik de
begeerte niet door lust willen verklaren; maar de zelfde gepoogt in dier voegen
te bepalen, dat ik alle pogingen van de menschelijke natuur, die wy met de naam
van lust, wil, begeerte, of drift aanwijzen, gezamentlijk zou begrijpen. Want
ik had konnen zeggen, dat de begeerte de wezentheit zelve van de mensch is,
voor zo veel zy bepaalt bevat word tot iets te doen. Maar uit deze Bepaling (volgens de drieëntwintigste Voorstelling van
het tweede deel) volgt niet, dat de ziel meêwustig van zijn begeerte, of
lust kan wezen. Dieshalven, om d'oorzaak van deze meêwustigheit in te sluiten,
zo was 't nootzakelijk (volgens de zelfde
Voorstelling) daar by te voegen, voor
zo veel uit yder gegeve Aandoening daar af bepaalt, enz. Want by aandoening
van de menschelijke wezentheit verstaan wy alle gesteltheit van des zelfs
wezentheit, 't zy de zelfde ingeboren, of van buiten aangekomen, of dat zy
alleenlijk door de toeëigening van de denking, of van d'uitgestrektheit bevat
word, of eindelijk dat men de zelfde gelijkelijk tot beide toepast. By de naam
van begeerte dan versta ik hier alle pogingen, driften, lusten en willingen van
de mensch, de welken, naar de verscheide gesteltheit van de zelfde mensch, verscheiden,
en dikwijls zo strijdig tegen malkander zijn, dat de mensch verscheidelijk word
getrokken, en niet weet werwaarts hy zich zal keren. [NS cf. DBNL, marginalia met de Latijnse begrippen hier weggelaten.]
Ik begin erop te wijzen dat Spinoza niet schreef: “Appetitus est ipsa hominis essentia,” hoewel er geen verschil is, zoals Spinoza, zowel in 3/9s als hier schrijft: er is geen verschil tussen een menselijke aandrift (appetitus) en een begeerte. En tóch moet er wél een verschil zijn tussen een aandrift die we ons niet en een die we ons wél bewust zijn (waarvan we meêwustig zijn, zoals de NS conscia fraai vertalen; en conscientia met medeweting).
Spinoza vond het belangrijk om de mogelijkheid van bewustzijn op te nemen en daarom nam hij de “oorzaak van het bewustzijn” (causa conscientiae) – zij het indirect – in zijn definitie op door datgene wat verwijst naar 2/23 op te nemen met: “voor zover de men s door aandoeningen wordt aangezet iets te doen.”
En hij verwijst tevens voor de volledigheid nog maar eens naar wat een aandoening is: een bepaalde toestand die of is aangeboren, of [NS] van buiten komt en of door het attribuut denken of uitgebreidheid of door beide tegelijk gekend wordt.
Van belang voor Spinoza is dus om in dit verband de rol van het menselijk bewustzijn van aandoeningen in begeerte te benadrukken en om niet louter van aandrift (appetitus) uit te gaan.
Als ze (aandrift en begeerte) enerzijds hetzelfde zijn (waar Spinoza uitdrukkelijk op wijst), maar ze kennelijk ook verschillen (waarom er anders zo de nadruk opgelegd) kan dat alleen maar betekenen dat – via het bewustzijn van aandoeningen – er hier sprake is van een modificatie van de appetitus. Cupiditas is kennelijk een manier van conatus zijn, de wijze waarop de aandrift om in het bestaan te volharden in het geval van mensen in bewustzijn z’n vorm krijgt.
Het quatenus in de definitie lijkt er ook duidelijk op te wijzen dat het om een modificatie van conatus resp. appetitus gaat. In zoverre kan ik het enigszins eens zijn met de reactie van Henk Keizer op het vorige blog dat ‘quatenus’ terugslaat op 'het wezen' en dat je de definitie dus kunt lezen als: "Begeerte is de conatus, voor zover deze door de een of andere inwerking erop bepaald wordt om iets te doen." Maar het gaat Spinoza hier in het bijzonder om ‘het wezen van de mens’, want het gaat Spinoza in dit deel om het handelen/doen van de mensen. Daarom heb ik boven ook de definitie in de vertaling van de NS erbij gehaald waarin quatenus lijkt te slaan op de mens “tot iets te doen of te werken”. De conatus handelt niet, mensen handelen, gedreven door hun conatus om in hun bestaan te volharden. Het is niet zinvol om een onderscheid te maken tussen een ding en z’n wezen, maar essentieel is hier wel, want daar gaat de hele explicatio juist over, dat het gaat om de hominis essentia dus de menselijke conatus en dat mag zeker niet worden weggelaten. Als we de definitie willen hertalen, dan als: "Begeerte is de menselijke conatus, voor zover deze door de een of andere inwerking erop bepaald wordt om iets te doen." [Expres even vetgedrukt]
De aandrift (appetitus) die zowel op de geest als het lichaam betrekking heeft, is dus hetzelfde als ”het wezen van de mens, uit wiens natuur noodzakelijk voortvloeit wat tot zijn instandhouding dient.” Lezen we in de explicatio en om het goed duidelijk te maken en nog eens flink in te peperen, voegt Spinoza eraan toe: “de mens is dus gedwongen om dat te doen.”
Het is niet automatisch en dus altijd en in alle gevallen zo dat mensen zich van hun aandrift bewust zijn (in 3/9 had Spinoza dit wel zo algemeen gesteld), maar in het Scholium bij 3/9 schrijft hij dat het meestal [plerumque] het geval is dat mensen zich van hun aandrift bewust zijn. En voor deze ‘bewuste aandrift’ introduceert Spinoza de term ‘begeerte’, waarmee hij in 3/Aff.Def1 dan verder aan de slag gaat.
We hebben tot heden in de explicatio dus de volgende accenten-van-hetzelfde gezien:
Aandrift (appetitus) verwijst naar → instandhouding van het bestaan (in suo esse perseverandi)
Begeerte (cupiditas) verwijst naar → door aandoeningen aangezet worden om iets te doen (voor de instandhouding) en daardoor (door de ideeën van die aandoeningen) van dat streven bewust te zijn.
Inwerkingen/aandoeningen (affectiones) → bepaalde, zich steeds wijzigende toestanden van het menselijk wezen (de conatus van de mens), aangeboren of van buiten komend. Toestanden, door de ideeën waarvan, Spinoza wijst terug op 2/23, de geest (de mens) zich bewust is of kan zijn.
[Aan het feit dat J. Bennett in zijn A Study of Spinoza’s Ethics die verwijzing naar 2/23 op p. 191 in noot 31 een rookgordijn noemt ga ik voorbij].
In een volgend blog hoop ik te laten zien a) hoe bijzonder geniaal dit door Spinoza gevonden is en b) wat hij er allemaal mee bereikt.


Reacties
Stan, het lijkt er op dat Spinoza in de toelichting zegt dat 'aandoening' (affectionis) bewustzijn impliceert. 'Begeerte' (cupiditas) alleen is daarvoor blijkbaar niet voldoende.
Je omschrijving van 'inwerkingen/aandoeningen' vind ik niet erg nauwkeurig. Uit definitie 3 aan het begin van deel III mag je denk ik afleiden dat 'aandoeningen' aandoeningen van of inwerkingen op het lichaam zijn. De ideeën van deze aandoeningen zouden verantwoordelijk kunnen zijn voor de implicatie van bewustzijn (zoals je ook aangeeft).
Jouw 'menselijke' conatus voegt volgens mij niets toe: het blijft 'conatus' (terecht) en niet 'mens' (ook niet in de vertaling van NS).
henk keizer 31-08-2015 @ 17:02
Vandaar 'inwerkingen" (aandoeningen) voor affectiones, maar het gaat om wat die op het lichaam uitrichten; en wat de gevolgen van de ideeën ervan zijn (bewustwording).
Dat 'menselijke' is nu juist waar het hier om gaat. We zullen verder zien.
Stan Verdult 31-08-2015 @ 17:19
Henk,
Er staat toch duidelijk ipsa hominis essentia en dat mag je niet over het hoofd zien, zoals jij geneigd bent te doen. Zo ken ikje niet. (Ik verwaarloos even dat 'ipsa' maar dat lijkt me minder een probleem)
Stan Verdult 31-08-2015 @ 17:34
Ik dacht even dat de toevoeging 'menselijk' van jou was omdat je er zo de nadruk op legde, dat was een beetje slordig. Jij pleit(te) er voor dat je in de definitie 'de mens' moest zien die iets doet vanuit zijn conatus en niet de conatus die iets doet. Toch? Het is natuurlijk wel de mens die iets doet, maar zo staat het niet in de definitie. En daar verandert 'menselijke' conatus niets aan. Het blijft een uitspraak over het wezen van de mens en dat is nu eenmaal zijn conatus. Spinoza zegt 'het wezen van de mens' omdat hij niet zo maar kan zeggen 'begeerte is het wezen zelf', want dat zegt niks.
henk keizer 31-08-2015 @ 17:57
Maar misschien blijft het begrijpelijker als we 'het wezen van de mens zelf' niet direct vertalen met 'conatus van de mens'.
henk keizer 31-08-2015 @ 18:42
Slordig van mij! 'Conatus' lijkt een beetje meer als een zelfstandig iets, geïsoleerd van de mens, te kunnen worden gezien dan 'het wezen van de mens'. Dus gewoon zo laten.
henk keizer 31-08-2015 @ 21:25
Bewustzijn in de verstandelijke betekenis. Geen onbewust geestelijk verlangen maar bewust gedrag. Een positieve uiting van denken en zijn.
I.t.t. een negatieve zoals droefheid. Vergelijk WIJSbegeerte de macht van ons verstand in deel V. een bewuste verstandelijke overgang van ons zijn waar we zelfs blij en wijzer van kunnen worden.
Bas Beekhuizen 31-08-2015 @ 21:34
Stan, mijn bijdragen zijn aan dit blog zijn onder de maat, geneuzel zou ik het willen noemen. Houd de lijn vast. Je omschrijving van 'aandoeningen' stemt overeen met wat Spinoza in de toelichting zegt. Ik ben benieuwd wat 'de geniale vondst' van Spinoza is. Belangrijkste vondst voor mij is tot nu toe dat bij Spinoza 'aandoeningen' of 'inwerkingen' (affectiones) per definitie bewust zijn.
henk keizer 01-09-2015 @ 08:30
Hebben we iets aan het onderscheid dat Jacques Lacan maakt tussen drang (appetitus) en begeerte (cupiditas)? Lacan noemt Spinoza’s drang de drift, en noemt begeerte verlangen. De verschuiving van drift (appetitus) naar verlangen (cupiditas) gaat via het Object (kleine) a. Het object a is datgene dat de primaire onbewuste drift omleidt en tegelijk daarmee vormgeeft in een concreet verlangen. (De drift is het Reële dat zich toont in het Imaginair/Symbolisch verstrengeld verlangen, om het op zijn Lacanees te zeggen.)
Stan, ik ben benieuwd naar deel vier van ’Begeerte is het wezen van de mens’.
Ed 01-09-2015 @ 09:58
@ Ed,
Interessante informatie die door mij overigens moeilijk te volgen is door onbekendheid met de Lacaniaanse psychoanalyse.
Wel weet ik dat Lacan zich met Spinoza heeft beziggehouden. Hij voelde zich door de Internationale Psychoanalytische Gemeenschap die hem buitensloot, net zo behandeld als Spinoza die de cherem kreeg! Over identificatie gesproken.
Aan m'n volgende blog ga ik zo dadelijk beginnen - d.w.z. hem uit m'n overbrengen naar een te typen tekst...
Zie over Lacan 't blog
http://spinoza.blogse.nl/log/jacques-lacan-1901-1981-spinozistisch-psychoanalyticus.html
Stan Verdult 01-09-2015 @ 11:36
Bewust is bij Spinoza daar een kwalitatieve (positieve) overgang. Begeren en willen zijn dan pas verstandelijk een nuttig, deugdzaam streven van de mens. Het zijn dan geen verwarde gevoelens of vage denkbeelden meer maar concrete verlangens ofwel zaken die in deel V verstandelijk onderling gedeeld en uitgewisseld kunnen worden: bewuste kennis overdracht naar geestelijk, lichamelijk, talig, wiskundig, en wetenschappelijk begrepen begrippen. De identificatie ermee is dan communicatief direct (intuïtief) begrijpelijk.
Bas Beekhuizen 01-09-2015 @ 13:12