Boekje over Albert Verwey (1865-1937) met veel Bijbel, weinig Spinoza

Gisteren ontving en las ik Gerlof Verwey, Johannes W. van Hulst: De dichter en het Boek. Albert Verwey (1865-1937) en het religieuze non-conformisme. Amsterdam University Press, 2012 - isbn 978 90 8964 414 5 - 100 pagina's - €25. [zie eerder blog met aankondiging]

Voel ik me bedonderd? Nee, dat niet, maar wel teleurgesteld, daar het boekje minder over Albert Verwey en Spinoza gaat, dan gesuggereerd werd – niet door de titel, maar wel door de flaptekst en de website van de uitgever, waar te lezen staat dat het Verwey “niet ging om Bijbel of Spinoza, maar om Bijbel en Spinoza.”

Het boekje bundelt twee al eerder verschenen teksten: een van Gerlof Verwey, kleinzoon van de dichter, werd het eerste hoofdstuk: “Albert Verwey als erfgenaam van het nonconformisme. Een verkenning van de religieus-historische achtergronden van zijn spinozisme”. Het was al eerder verschenen in Philippus Breuker, Jan Gulmans (Red.), De dichters en filosofen. [Nummer 1 van Obe Postma-Rige. Kok ten Have, 2008, p. 15 – 46 - zie daarover dit blog]. Een studie van Johan W. van Hulst die eerder in kleiner familieverband was uitgegeven werd hoofdstuk twee: “Albert Verwey, de Bijbel en de joden”. Van Hulst had vanuit ergernis dat literatuurkritiek en –wetenschap dit aspect verwaarloosden, alle gedichten bij elkaar gebracht, waarin Bijbelverhalen een betekenis hebben. Hij toont ermee aan dat Verwey niet alleen in zijn jeugdwerk, maar ook op latere leeftijd veel allusies naar de Bijbel heeft. Vandaar de titel De dichter en het Boek. Daarmee wil hij tegengas geven tegen het bijna exclusieve beeld dat Verwey spinozist was. Dat wás hij, maar hij was ook van de Bijbel.

Gerlof Verwey heeft zich in het eerste hoofdstuk tot taak gesteld te laten zien dat het spinozisme van zijn grootvader niet het naturalistische, radicale beeld van Spinoza had van zijn schoonvader Johannes van Vloten, die hij overigens niet bij leven heeft gekend – niet het radicale atheïstische beeld, zoals dat hedendaags door Jonathan Israel wordt gepropageerd. Nee, Albert Verwey’s spinozisme was van romantisch, religieuze aard, zoals het stamde van de herontdekking van Spinoza in en na de Pantheismusstreit, waarbij Spinoza als het ware werd gedoopt en als christianissimmus (Goethe, het wordt hier niet geciteerd) werd verklaard. Dit is een zeer verdedigbare visie op Verwey’s spinozisme, waarmee hij vanuit zijn piëtistische afkomst heel goed geworteld kon blijven in de Bijbel en zich tevens bij Spinoza thuis kon voelen. In die zin passen deze twee essays heel goed bij elkaar, maar wordt Spinoza en wat hij voor Albert Verwey betekend heeft, hoewel hij vaak wordt genoemd, niet of onvoldoende voor het voetlicht gebracht.

Het hoofdstuk van Gerlof Verwey is geen onderzoek naar het dichtwerk van Albert Verwey en zeker niet van het spinozisme daarin. Het is veel meer een godsdiensthistorische over vier aspecten van de ‘familie’ van de verschillende takken van religieus nonconformisme, van ketters, dissidenten, sekten, van Stiefkinderen van het Christendom (Lindeboom). Hij onderscheid daarin vier motieven: het religieus-ethische, het kosmologische (pantheïstische), het antropologische en het epistemologische (de leek als kenbron). Deze worden uitvoerig uit de doeken gedaan, waarna kort, heel kort soms, dat motief wordt behandeld zoals het bij de dichter herkenbaar is. Het stuk komt aldus sterk over als een godsdiensthistorische theorie op zoek naar voorbeelden; een kapstok waaraan – min of meer toevallig - Verwey als case opgehangen wordt – een hengel, waarmee in de ruim gevulde vijver der gedichten van deze dichter wordt gevist. Het betreft dus niet een (sys)thematisch verstaan dat vanuit een analyse van Verwey ontwikkeld wordt. Nee het raamwerk werd elders gebouwd en gekeken wordt hoe Verwey daarin past. De kennisverzameling en –ordening komt van elders: van het werk in het kader van de Bibliotheca Dissidentium Neerlandicorum bij de Coornhert Stichting, waarbij de auteur als hoofdredacteur betrokken is. In een slotparagraaf krijgen we nog informatie over twee figuren die een belangrijke rol speelden in die dissidente beweging, Johan Arndt en Friedrich Christoph Oetinger, hoewel er geen evidentie bestaat dat Albert Verwey erdoor beïnvloed is. Het lijkt mogelijk en wellicht aannemelijk dat “Verweys weg van het Réveil-piëtisme van zijn vroege jeugd naar het spinozisme van zijn volwassenheid te karakteriseren” is als: “het is de weg van een Imitatio Christi naar een ‘Imitatio’ Spinozae.”
Terecht staat die laatste ‘Imitatio’ tussen aanhalingstekens, want het betrof een navolging van een geheel eigen snit. Eén die overigens boeiende Spinoza-gedichten heeft opgeleverd die jammer genoeg – anders dan ik had verfwacht – niet in dit boekje aan de orde komen.

Dat laatste uiteraard zeker niet in het tweede hoofdstuk. Van Hulst geeft daarin een interessant inzicht in hoe Verwey altijd verbonden is gebleven met de Bijbelse verhalen – zonder enig spoor van Bijbelkritiek. Dus zo’n navolger van Spinoza was Verwey nu ook weer niet. Maar zo ontstaat er wel een zekere vertekening, doordat het op het totaal der gedichten maar om een gering percentage gaat. En zelfs ontstaat er een zekere vervalsing als bijvoorbeeld bij het gedicht “Joden” niet wordt vermeld dat er een motto uit de Ethica aan vooraf gaat (ik maakte er toevallig enige dagen geleden een blog over).

Wel schrijft Van Hulst dat het Verwey lukte dat hij de relatie van Spinoza en de Bijbel niet als onverzoenlijke tegenstelling, maar als harmonie ervoer.” En dat lukte doordat hij, zoals hij in zijn laatste rede benadrukte, schrijft Van Hulst, dat Spinoza in de TTP de Johanneswoorden tot de zijne maakte: “Hierdoor weten wij dat wij in God blijven en God in ons blijft, dat Hij ons van zijn Geest gegeven heeft (1 Joh. 3:24).”

Het is al met al een informatief en interessant boekje over Verwey. Maar het is ook een enigszins eenzijdig boekje dat een derde hoofdstuk mist, waarin apart de betekenis van Spinoza voor Verwey aan de hand van zijn gedichten en andere teksten meer systematisch uit de doeken wordt gedaan en waarin de expliciete Spinoza-gedichten een plaats hadden gevonden. Het had dan ook een terechtere andere titel gekregen: De dichter en zijn twee boeken. Albert Verwey (1865-1937), de Bijbel en de Ethica.

Dan was naast de vraag in het eerste hoofdstuk, “Verwey: een religieus dichter?” dus ook aan de orde gesteld: Verwey, een spinozistisch dichter? En dan was in de bibliografie ook vermeld: Roger Henrard, Wijsheidsgestalten in dichterwoord. Onderzoek naar de invloed van Spinoza op de Nederlandse literatuur [Van Gorcum, Assen/Amsterdam, 1977], met een lange (94 blz.), zeer lezenswaardige erudiete bespreking over Albert Verwey.

Teleurgesteld ben ik, maar ik voel me niet bedonderd; daarvoor is dit toch een veel te interessant boekje over een nog altijd boeiende dichter.

                                        * * *

De eerdere blogs over Albert Verwey 

Op 13 sept. 2009 had ik zijn gedicht Spinoza uit 1919

Op 24 jan. 2009 zijn gedichtje Bij Spinoza te Rijnsburg uit 1901

Op 21 juli 2009 zijn gedicht Cor Cordium uit 1886 (eerste en laatste strofe)

Op 14 febr. 2011 zijn gedicht Bij de Dood van een Vriend uit zijn bundel uit 1935

Op 31 mei 2011 Albert Verwey (1865-1937) in het spoor van de 'romantische' Spinoza-receptie

Op 12 juli 2012 Een Spinozabundel van Albert Verwey: Het lachende raadsel uit 1935

Overige literatuur:

Jos. J. Gielen, Verwey en Spinoza. In: De Gids. Jaargang 107. P.N. van Kampen & Zoon, Amsterdam, 1943  [DBNL]

Aanvulling

In 2014  kreeg het werkje een tweede, herziene druk, geïllustreerd, bij Uitgeverij Verloren. Het heeft nog steeds 100 pagina's dus dat door mij gewenste derde hoofdstuk is er niet van gekomen... [cf.]. Wel werd het goedkoper: €15