Spinoza over de accommodatie van de Schrift

Dit blog wordt een vervolg op dat van 6 juni 2011 over "Spinoza en het begrip van de goddelijke accommodatie in de TTP" [cf hier]. 

Het accommodatie-begrip was al door Calvijn gehanteerd. Maar vooral in de 17e eeuw met de opkomende natuurwetenschap werd almaar meer de noodzaak erkend om over ‘accommodatie’, aanpassing aan kennis en taalgebruik van de boodschapontvangers, te spreken en te onderscheiden tussen wel en niet geaccommodeerde openbaringsteksten, afhankelijk van de stand van de kennis van de natuur van de Bijbelse auteurs en lezers. Dit om de Schrift a.h.w. te redden tegen de ‘aantastingen’ door de wetenschap. Filosofie (in die tijd wetenschap) werd almaar meer als geschikter gezien om uitspraken te doen over hoe de wereld en de kosmos in elkaar zat. Spinoza nam in dit debat een heel eigen positie in. 

Arnold Huijgen promoveerde op 20 april 2011 op het accommodatiebegrip bij Calvijn in de theologie met Divine Accommodation in John Calvin’s Theology. Analysis and Assessment [Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen , 2011].

Vorige week ontving ik van hem de gedeelten uit zijn proefschrift die over Spinoza gaan. Dit n.a.v. eerdere e-mails die we wisselden.

Zo kan ik mij uiteraard geen duidelijk beeld vormen van andere denkers en wetenschappers die behandeld worden en met name niet hoe bij Calvijn het accommodatiebegrip anders functioneert, vergeleken met dat van Spinoza. Toch kan ik me van hoe Huijgen de laatste behandelt op deze wijze wel een redelijk beeld vormen.

Bij Spinoza is in de TTP, zoveel moge duidelijk zijn, volstrekt geen sprake van accommodatie van God, aanpassen van spreken van God, aan het begripsvermogen van de mensen. Dat is een te antropomorfe manier van spreken over God. Bij hem is er alleen sprake van accommodatie van de profeten die uiteraard alleen spreken naarmate van hun weten (en vooroordelen) en die zich uiteraard aanpassen aan hun toehoorders tot wie zij zich richten. En hetzelfde geldt voor de Bijbelse auteurs die zich aanpassen aan hun lezers.

Huijgen laat duidelijk zien dat en hoe Spinoza verder ging dan Lodewijk Meijer. Hij spreekt zelfs van “a decisive turn” die Spinoza aan de hermeneutische discussie gaf. Meijer vond dat het de filosofie was die de Schrift moest interpreteren. Het was de filosofie (zijnde de rationele wetenschap) die over het onderscheid had te beslissen tussen wat in de Schrift wel en niet geaccommodeerd was. Naarmate de wetenschap meer ontdekte over de wereld, moest er almaar meer in de Schrift als “geaccommodeerd” worden aangewezen (vergelijkbaar met de latere discussie over “de God van de gaten” voeg ik hieraan toe).

Spinoza vond dat niet van buitenaf (filosofie, wetenschap) de Schrift moest worden geanalyseerd. Alleen uit de Schrift zelf kon worden opgemaakt waar hij over ging. Als dat duidelijk was kon ieder vervolgens zelf – met z’n eigen natuurlijk licht – bepalen wat hij als geaccommodeerd wenste te beschouwen.
Maar tegelijk wees hij, Spinoza, de hele Schrift als geaccommodeerd aan: er hoefde wat hem betreft helemaal geen onderscheid meer gemaakt te worden tussen wel en niet geaccommodeerde tekstdelen. De hele Schrift ging niet over kennis van waarheid. Theologen en schriftgeleerden hadden wat Spinoza betreft niets van doen met waarheidsclaims over hoe de wereld in elkaar zat, maar hoefden zich alleen bezig te houden met de morele boodschap: de gehoorzaamheid aan God door het betrachten van gerechtigheid en liefde tot de naasten. Filosofie en theologie werden “parallel discourses”, zoals Huijgen het formuleert, met elk hun eigen domein en methoden. Theologie werd voor ware kennis over de wereld irrelevant.

Een citaat uit de inleiding (ik citeer telkens zonder de noten):

“In a sense, Spinoza’s position is even more radical than Meyer’s. While Meyer stated that philosophy decides on the criterion between accommodated and non-accommodated, Spinoza in fact denies that such a criterion can be established. By stretching the idea of divine accommodation to comprise all of Scripture, Spinoza makes it hermeneutically irrelevant.109 For if it applies to anything, it means nothing—unless it is a prejudice. Thus, “every man now has the duty to accommodate it [the Biblical text] to his own beliefs (eandem suis opinionibus accommodare), so as thus to accept is without any misgivings or doubts.” So, reason decides, and Spinoza in fact misconstrues the original idea of divine accommodation by accepting it more fully than any other, but denying Biblical authority.” (p. 32)

Dat Spinoza “misconstrues the original idea of divine accommodation” is een evaluatie van Huijgens, maar hij heeft gelijk dat Spinoza de filosofen-gewoonte had bestaande begrippen een eigen draai te geven; en hij heeft gelijk wat betreft Spinoza’s “denying Biblical authority.” Voor Spinoza moest de Bijbel als een gewoon mensenboek (net als elk ander product van de natuur) worden bestudeerd.

Verderop vat Huijgen dit alles nog eens aldus duidelijk samen:

“In the 17th century, the idea of accommodation was drawn in to the debate on the relation between the Biblical text and the results of natural sciences. Cartesians employed the idea of accommodation to distinguish Scriptural, accommodated language from philosophical language, which would be apt to speak the truth. This touched a weak point in the Reformed Orthodox’ defense, since the idea of accommodation originated from their hero, Calvin. Besides, Lodewijk Meyer stated that philosophy decides on the criterion to separate the accommodated from the non-accommodated, which renders philosophy the interpreter of Scripture. But it was Spinoza who pushed the question even further, acknowledging the accommodated character of Biblical language, combining it with the reformed maxim that Scripture must be explained by Scripture itself, thus rendering the Bible irrelevant for truth, and knowledge.” (p. 374)

Ik kan het niet laten om nog één duidelijke tekst te citeren:

“Remarkably, precisely Spinoza’s views on accommodation can help to counter at least a measure of the volatility of the concept of accommodation. For Spinoza denies the distinction between accommodated and non-accommodated in the Bible, since the criterion for such a distinction can only be derived from philosophy, while the Bible must be understood on its own terms. In part, Spinoza’s statement is in agreement with Calvin’s conviction that all Biblical language is accommodated to human understanding. In itself, this does not yet lead to Spinoza’s conclusion that the Bible must be left to itself, and that we must turn to philosophy to learn truth. Moreover, this also does not mean that there are no gradations in accommodation; the entire picture of the idea of accommodation is a gradual one.”(p. 376)  

En bij het behandelen van het antropomorfe taalgebruik van de Bijbel komt hij in weer een uitvoerige paragraaf over Spinoza met de volgende statements die ik puntsgewijs breng:

 

Ÿ The impact of Spinoza’s views must not be underestimated, since these influenced the historico-critical method. Spinoza’s method is to identify the historical particularities of human speech, including Biblical language, about God, to criticize these as anthropomorphisms, and thus to declare these as irrelevant.

Ÿ Note that accommodation plays a central role, but not as divine accommodation: accommodation means that the human subject that received revelation and expresses the knowledge of this reception in the Bible as we know it, can only do so within the limitations of his own human existence and understanding.

Ÿ Not God, but the Biblical authors are the subject of accommodation. Moreover, those on the receiving end of accommodation have a crucial role: “What is received, is received according to the measure of the one who receives.” (Geen citaat van Spinoza overigens). (p. 378)

Als ik dit alles overzie is mijn indruk, zowel dat de gereformeerde theoloog Arnold Huijgen Spinoza’s inzichten voortreffelijk weergeeft én dat hij hem bij het behandelen van de thematiek uiterst serieus neemt. Uiteraard is hij het niet met Spinoza eens wat betreft diens opvatting over de status van de Bijbel, maar dat is geen enkele reden om hem negatief kritisch te bejegen. En dat was in het verleden wel eens anders.

 

Tot slot nog een kleinigheidje over een ander boek: het begrip ‘accommodatie’ komt niet voor in de Continuum-Companion to Spinoza.

Reacties

Maar er hapert nog heel wat meer aan zijn betoog (behalve dat hij mistast wat betreft de kern van de TTP en dat boek te lijf gaat vanuit een daartoe ongeschikt begrippenkader ). Volgens hem (en volgens jou ook, Stan) zou Spinoza dus ongelijk hebben toen hij in zijn brief aan Ostens met nadruk stelde dat hij in de TTP alle tegenstanders van Meyers positie had weerlegd; dus had aangetoond dat de rede of filosofie de uitlegger van de Schrift is. Ikheb hier al zo vaak op gehamerd, maar helaas, ook op dit punt was het voor dovemansoren. Positief is wel dat hij Spinoza ter sprake brengt. De tegenstelling echter tussen 'de schrift uit de schrift alleen verklaren' en 'de wetenschap als uitlegkunde' bestaat noch bij Meyer noch bij Spinoza. Dit is overigens een algemeen verbreide misvatting onder de Spinoza-vrienden. Zie daarover mijn publikaties en die van bv Roberto Bordoli, die een tweedelige volumineuze studie over Meyer schreef.

Ik zie niet in hoe wat in het blog staat het ongelijk van Spinoza's Ostens-brief waar jij, Wim, op wijst, zou stellen. Het tegendeel is m.i. het geval. Opmerken dat Spinoza VERDER ging dan Meijer, is toch al een aanduiding dat hij in de voetstappen en in de richting van Meijer ging! De historische, filologische e.d. wetenschappen dienden te laten zien wat ze te ontdekken hadden en vervolgens was het aan iedereen (niet alleen de filosofie) om dat alles vanuit het eigen verstand te begrijpen en interpreteren.

Wat Huijgen pesenteert als Meyer, is Maimonides! En die is door Spinoza en c (d.w.z. Meyer) tot de grond toe afgebroken en opgeblazen. Blijkt ook uit zijn volkomen onterecte tegenstelling tussen 'alleen uit de schrift' en 'door rede of wetenschap'. Huijgen verteggenwoordigt het eeuwige misverstrand omtrent Spinoza´s positie t.o.v. Meyer, aan wiens PHILOSOPIIA S. SCRIPTURAE hij geen ´decisive turn´ gaf.