Spinoza en de werkelijkheid [4] en Meister Eckhart
Kunnen we Spinoza’s God lezen als ‘de werkelijkheid’? Dat was de vraag en ik keek in de vorige blogs eerst naar de herkomst van het woord via Meister Eckhart’s 'Werkelicheit', dat een vertaling was van actualiteit, actualitas, en vervolgens naar de betekenis van 'realitas' bij Spinoza. Ik heb uiteraard maar heel weinig over Eckharts filosofie en zijn godsbegrip kunnen weergeven, maar ik neem aan dat het genoeg was voor kenners van Spinoza om enige of zelfs sterke overeenkomsten waar te nemen. Voor ik na al deze voorbereidingen een antwoord op de vraag probeer te formuleren, eerst nog dit intermezzo.
Ik vroeg mij af of er studies zijn verschenen over Spinoza en Meister Eckhart. Dit te meer daar de romantici en idealisten uit de periode van de klassieke Duitse filosofie van Kant t/m Hegel niet alleen Spinoza hadden herontdekt, maar ook Meister Eckhart die nog wat eeuwen langer onder het stof verborgen had gelegen, werd door hen a.h.w. weer tot leven gewekt. [Cf. Edmund Colledge & Bernard MacGinn, Meister Eckhart. Paulist Press, 1981 [hier] - Cf. Cyril O'Regan, "Eckhart Reception in the 19th Century". In: Jeremiah Hacket (Ed.), A Companion to Meister Eckhart. BRILL, 2012, books.google] [cf. ook hier] En eveneens trouwens de lutherse mysticus en schoenmaker Jacob Böhme (1575-1624)
Hadden zij mogelijk Spinoza vanuit Eckhart begrepen en waren zij zo tot een zekere eenzijdige benadering gekomen? Ik heb er niets over kunnen vinden.
Hegel
Aan het eind van zijn leven kreeg Hegel grote belangstelling voor mystiek. Hij gaf meermalen les in de filosofie van de religie. Hij raakte bevriend met de rooms-katholieke theoloog en theosoof Franz von Baader (1765–1841) met wie hij samen in de winter van 1823-24 Meester Eckhart bestudeerde [cf hier]. Deze Baader zou ook rapporteren dat Hegel bij het lezen van een passage in Eckhart zou hebben uitgeroepen: "da haben wir es ja, was wir wollen! [cf. hier]
Hegel haalt in zijn werken Eckhart nergens aan behalve één keer in zijn Vorlesungen über die Philosophie der Religion: misschien was dat wel de passage van die uitroep [ik vertaal]:
"Het oog waarmee God mij ziet is het oog waarmee ik hem zie; mijn oog en zijn oog zijn een en hetzelfde. In werkelijkheid ben ik gewogen in God en hij in mij. Als God niet zou bestaan zou ik niet bestaan; als ik niet bestond zou hij ook niet bestaan."
Net als Eckhart ontkent Hegel elk scherp onderscheid tussen het oneindige en het eindige, of tussen God en de wereld.
Het gaat Eckhart om 'Abgeschiedenheit', 'afgescheidenheid' (separatio) en 'Gelâzenheit' (Gelassenheid): je zoveel van alle denkbeelden en beslommeringen ontdoen dat je helemaal leeg bent en zo de godheid in jou (zijn zoon) geboren kan laten worden - jou met zichzelf vullen.
Nogmaals, ik heb - enigszins tot mijn verbazing - geen beschouwingen of studies over Spinoza en Meister Eckhart kunnen vinden; o.a. niet bij de Duitse Spinozabiografie. Het enige dat ik tegen kwam was op Poortman een artikel van een ambtenaar bij de gemeente 's Gravenhage en (volgens Poortman, ik heb het niet onder ogen gehad) spinozist:
Aalbers, Hendricus (1905 - ), "Meister Eckhart en Spinoza." In: Spinozistisch bulletin, Jaarg. 01 (1938) [Cf.]
Slechts één artikel. En nog in Piet Steenbakkers, "Een vijandige overname: Spinoza over natura naturans en natura naturata," [In Gunther Coppens (Red.), Spinoza en de scholastiek. Acco, 2003, p. 35 - 52] deze passage:
"Wat ten slotte opvalt in Spinoza's behandeling van natura naturans en natura naturata in de Korte verhandeling is de theologiserende toon. Zo spreekt Spinoza in de Korte verhandeling, anders dan in de Ethica, nog van 'schepping' en 'schepselen' — waarbij hij overigens wel de christelijke creatio ex nihilo expliciet afwijst.' De directe oneindige modi heten schepselen en zelfs 'Zoon van God', omdat ze onmiddellijk door God zijn geschapen. Zonder invloed of zelfs maar verwantschap te willen suggereren wijs ik op de aardige omstandigheid dat het aanwenden van de 'averroïstische' terminologie in het spreken over de personen van de goddelijke drieëenheid verder alleen wordt aangetroffen bij Meister Eckhart, die de goddelijke eenheid opvat als 'ungenâtûrte nâtûre', waaruit de drie personen als 'genâtûrte nâtûre' voortvloeien: de Vader natuurt de Zoon, de Zoon natuurt de Geest." [p. 39 voor verwijzingen zie aldaar]
Stan Verdult

