Louis Hoyack (1893-1967) schreef 'Spinoza als uitgangspunt' [8] & een sonnet over Spinoza

Dit is - vermoedelijk - het laatste blog over deze bijzondere filosoof, van wie ik tot voor kort niet had gehoord en met wie ik mij nu een week redelijk intensief heb bezig gehouden. Het wordt nu tijd dat ik mijn serie over hem 'waardig' afsluit en hoe kan dat beter dan door te eindigen met mijn ontdekking dat hij ook een gedicht over Spinoza schreef. Dat breng ik aan het eind.

Bevriend met Piet Mondriaan
Er zijn enige blijvende herinneringen aan Hoyack in de Nederlandse muzikale en literaire cultuur. In het magnum opus van de Nederlandse componist Louis Andriessen, De materie, een werk voor koor en orkest waaraan hij van 1984 tot 1988 werkte en waarin hij onderzoekt hoe de geest de materie beïnvloedt en omgekeerd, is er in het derde deel, "De Stijl", een passage waarin de schilder Piet Mondriaan danst met mevrouw Hoyack, hetgeen door de muziek ritmisch wordt uitgebeeld, terwijl er een tekst wordt voorgelezen uit "Herinneringen aan Mondriaan" van M. van Domselaer-Middelkoop [uit: Maatstaf (1959/1960)], waarin zij vertelt dat zij in 1929 in Parijs in het atelier van Mondriaan de Hoyacks ontmoette en daar meemaakte dat Mondriaan een dansje deed met Hoyacks vrouw Ella [cf. en cf.]. Het stuk ging in première op 1 juni 1989 tijdens het Holland Festival. [Beluister hier op Youtube die passage]. Dat Mondriaan en Hoyack bevriend waren, hoewel ze over veel dingen verschillend dachten, blijkt in het boek van Carel Blotkamp, Mondrian. The Art of Destruction [Reaktion Books, 2001]. Piet Mondriaan schreef in juni 1931 aan Arthur Lehning over zulke meningsverschillen, maar ook "yet personally I like the man very much." [Cf. aldaar ook over Hoyack op p. 13 en 14]

Willem Kloos besprak Hoyack
In 1934 verscheen van Hoyack die toen 41 jaar was een boekje, Ideeën over Kunst en Schoonheid [Ae. E. Kluwer, Deventer, 1934] dat voor de 34 jaar oudere dichter Willem Kloos de aanleiding vormde voor een uitgebreide beschouwing over: "Het wezen van het dichterlijke" - een soort van zwanenzang, waarin de toen dus 76 jarige dichter in reactie op het laatste hoofdstuk van dit boekje, terugblikte op zijn dichten en zijn denken over dichten. Het artikel verscheen in De Nieuwe Gids [Le jaargang, eerste halfjaar, 1935 - PDF bij DBNL]. Dat geeft mij hier de gelegenheid om de citaten die Kloos aan het negende en laatste hoofdstuk van Hoyacks boek, „Beschouwing over het Wezen van het Dichterlijke," ontleende naar hier te halen en zo een indruk te krijgen van Hoyacks ideeën over dichten.

„Nu is de natuur des geestes zóó dat er niets in het denkvermogen is wat niet eerst was in de zintuigen." [p. 116] Met deze voorrang van het materiële op het geestelijke is Kloos het niet eens. Hij acht dit niet in overeenstemming met zijn levens- en dichterservaring.

„Is het nu onverschillig welke beelden op ons denkvermogen worden geprojekteerd? Slechts die beelden zullen met een lustgevoel opgenomen worden, voor welke de geest gepraedisponeerd is. De Geest zegt er ja tegen in dit geval. Slechts wat conform is aan 's Geestes eigen wet wordt aanvaard met lust en als „schoon” „gekwalificeerd." [p. 117] Kloos heeft hier moeite mee, want "het Schoone wordt hier gedeclineerd tot een subjectief lustgevoel van den enkeling, en dus blijft er, volgens den heer Hoyack, niets anders over dan een niets zeggend gewoontewoord." Maar wij herkennen hier de benadering van Spinoza in, met wie Hoyack zich dus wellicht al in de jaren '30 had bezig gehouden.

„Een simpele zegswijze bevordert de mentale productie van scherpe concrete gestalten. De woorden en begrippen zijn ons vertrouwd en naarmate ze ons vertrouwd zijn, verloopt de mentale visualisatie vlotter. Men kan dan ook inderdaad constateeren dat de grootste dichters gezongen hebben met den eenvoud van de gewone spreektrant. Van zelf sprekend als een ademtocht loopt de dictie van een goed poëet." [p. 120] Kloos stemt hiermee in.

„Slechts het natuurlijke en organische werkt dichterlijk. Alles wat langs den omweg van het intellekt tot stand is gekomen, het moge zijn praktisch nut hebben, dichterlijk is het nooit." [p.124] Kloos vindt dat hier 'intellekt' gelezen moet worden als „gezond daaglijksch verstand", want in de ware, diepe dichter werkt zeker ook het intellekt.

„Als het waar is, dat dichterlijkheid wil zeggen deelhebbendheid aan de goddelijke orde, dan volgt daaruit, dat het gebied des dichters samenvalt met het algemeen-menschlijke." [p. 126] Kloos kan zich hier geheel in vinden.

Spinoza-sonnet
Louis Johan August HoyackLouis Hoyack waagde zich ook zelf aan het dichten en twintig jaar later verscheen van hem: Veertien denkers: sonnetten [1954]. De uitgave van deze 'sonnettenkrans' werd hem door het Haagse Genootschap voor Geestelijke Vorming en zijn uitgever aangeboden bij gelegenheid van zijn zestigste verjaardag. Daarin bracht hij sonnetten over Plato, Aristoteles, Philo, Plotinus, Thomas van Aquino, Descartes, Spinoza, Locke, Leibniz, Kant, Fichte, Schelling, Hegel en Schopenhauer. Ons interesseert hier uiteraard zijn sonnet over Spinoza. Daarmee sluit ik deze reeks af over Louis Hoyack, waarmee ik hem onder aandacht der Spinozisten bracht en zo aan de vergetelheid in ieder geval in onze kring onttrok.

 

                                                    * * *

 

Inhoudsopgave van de acht blogs over:

Louis Hoyack (1893-1967) schreef 'Spinoza als uitgangspunt'

 

[1] 5 oktober 2013 - de ontdekking

[2] 6 oktober 2013 - gegevens over biografie en werk

[3] 7 oktober 2014 - leeservaring (bespreking boek)

[4] 7 oktober 2013 - de inhoudsopgave

[5] 8 oktober 2013 - een tekst daaruit, t.w. 36. GEEN VERSCHIL TUSSEN REDELIJKE EN ANDERE BEGEERTEN

[6] 8 oktober 2013 - tekst over 'het betere deel': 70. HET PARS MELIOR VAN DE MENS

[7] 9 oktober 2013 - over de 'hilaritas': 32. OPGERUIMDHEID VAN GEMOED

[8] 9 oktober 2013 - & een sonnet over Spinoza [Slot]

 

Reacties

Mooi (afgezien van 'stakker'), inderdaad:

Uw Ethica houdt nog de hoofden wakker.