Hoe zit 't met historische verandering in Spinoza's politieke theorie?
Nadat ik in het voorjaar een cursus over Spinoza’s Tractatus Politicus (TP) bij de Vereniging Het Spinozahuis gevolgd had, las ik het boek van Stuart Hampshire, Spinoza and Spinozism. De body van dat boek stamt uit 1951; in 2005 is het opnieuw uitgegeven, samen met een nieuwe inleiding uit 1988 en een, naar gezegd, vermaard opstel “Spinoza and the Idea of Freedom” uit 1972. Ik ben blij dat het onlangs in Nederland op de markt werd gebracht en heb het met groot genoegen gelezen. Echt zo’n boek dat je helpt meer van Spinoza te begrijpen.
In het hoofdstuk over Spinoza’s politieke filosofie, wijst Hampshire er op dat beschrijven – zoals Spinoza doet - van een evenwichtstoestand van staatsvormen voor als het ware in alle eeuwigheid, tegenwoordig ondenkbaar is. Dat historische verandering en verval van politieke en sociale structuren zouden kunnen worden voorkomen, is tegenwoordig ondenkbaar. Vanuit het moderne besef dat economische, sociale en politieke structuren voortdurend veranderen, lijkt het zinloos om op een enigszins algemene en abstracte manier over politieke structuren te spreken, zoals Spinoza deed. Het wordt nu als zinloos beschouwd om instituties (tijdelijke gestolde menselijke gewoontes), dus ook staatsvormen te bestuderen, los van de economische, sociale en politieke historische condities waarbinnen ze functioneren.
Hampshire geeft vervolgens ook een interessante verklaring voor deze afwezigheid van een historische veranderingsdimensie bij Spinoza die ik hier verder laat rusten (het feit van zijn mathematische methode, waarbij tijd geen dimensie is; het begrip tijd zag Spinoza als iets van de verbeelding; de hele XVIIe eeuw was nog niet bezig met ontwikkeling in de tijd als aspect van de natuur).
Deze analyse bleef door mijn hoofd spoken. Waarom was daar in die cursus totaal geen aandacht aan besteed? Maar waarom kwam ik dit aandachtspunt ook in het geheel niet tegen in andere artikelen over Spinoza’s politieke theorie die ik las (bv dat bij Stanford; ik heb uiteraard nog slechts een uiterst bescheiden deel van de secundaire spinozaliteratuur gelezen).
Ook in de interessante inleiding en de toelichtende commentaren in de door Wim Klever verzorgde uitgave van de meer theoretische eerste hoofdstukken uit Spinoza’s ‘De politieke verhandeling’ kwam deze invalshoek nergens aan de orde.
Even en passant: dit boekje dat slechts ongeveer de helft van de TP biedt, uitgebracht vooruitlopend op de verwachte komst van een nieuwe vertaling in de reeks “De Werken van B. de Spinoza”, dateert ook alweer uit 1985. Die genoemde reeks is nog altijd niet uitgebreid met een nieuwe vertaling van de TP, zodat we het nog steeds moeten doen met de vertaling van Willem Meijer, getiteld “Staatkundig Vertoog” uit 1901. Maar dit terzijde. Gelukkig hebben we intussen dus wel dit uitstekende boekje in de reeks Boom Klassiek. [Althans degenen die het ooit te pakken hebben gekregen. Op dit moment wordt Meyer's Staatkundig Vertoog bij boekwinkeltjes 4x aangeboden, maar het Boom-boekje 0x]
Pas uit het boek van Wim Klever, Met oude Grieken, Van den Enden en Spinoza naar echte Directe Democratie, inclusief hertaalde en toegelichte Vrye Politijke Stellingen (1665), dat ik (hier) onlangs kort besprak, heb ik een aantal zaken van Spinoza’s politieke filosofie wat dit aangaat iets beter leren inzien.

Klever laat namelijk zien dat de behandeling van de instituties (‘middelen’) van Spinoza, in het kielzog van zijn leermeester Van den Enden, als het ware een reactie is op Macchiavelli. Macchiavelli was ervan overtuigd dat er geen middelen waren ter voorkoming van ontaarding van goede staatsvormen in hun kwaadaardige tegendeel: van monarchie naar tyrannie, van aristocratie naar oligarchie en van democratie naar anarchie. (In voetnoot 74 op p. 45)
Spinoza was van mening dat die middelen om een goede staatsvorm in te richten en te behouden wel degelijk beschikbaar waren. Die diepte hij in zijn TP uit de geschiedenis op.
Met die inzet van stabiliteit, tegen de achtergrond van het grote belang dat Spinoza hechte aan veiligheid en rust in de staat, is begrijpelijk dat het aspect verandering wat op de achtergrond raakte. Toch is het besef van (en de waarschuwing voor) verandering er natuurlijk wel als een achtergrondlaag voortdurend in aanwezig: wanneer deze door hem aangedragen structurele voorwaarden niet zouden worden nagevolgd (dan…); de voortdurende benadrukking dat het recht (=de macht) van de staat wordt bepaald door ‘de macht van de menigte’ (o.a. Hfst II, art 17; Hfdst III, art 7); het wijzen erop dat de staat de verontwaardiging van zijn burgers heeft te vrezen; als de menigte niet meer a.h.w. door één geest wordt geleid…etc.
Maar wat er dan kan gebeuren, welke veranderingen dan te wachten kunnen staan, behandelt hij niet. Als wil hij naast een theorie van de fundering en stabilisering van een (goede) staat niet tevens een revolutionaire theorie van de verandering (laat staan van revolutie) van een foute staat behandelen.
Sterker dan bij Spinoza kom je in de tekst van Van den Endens Vrye Politijke Stellingen passages tegen als “(..) de regering van het volk [is] de enige vrije regering, de enige ook die van nature (uit haer Natuur) de voortdurende verbetering toelaat en daarop ingesteld is (in sich sluit).(p. 47). En over ‘de vele noodzakelijke veranderingen der natuur in de toekomst (in kritiek op Lycurgus uit Sparta; p.49). Zo lees je: “de democratie is de enige regeringsvorm die haar eigen verbetering toelaat en daarop ingesteld is.” En zo lees je in voetnoot (166 op p.90) van Klever: “Het is de essentiële veranderlijkheid en permanente verandering der dingen die zo’n (democratisch) stelsel vereist en alle andere stelsels uitsluit als zijnde ongeschikt voor dergelijke omstandigheden.” Dit schrijft hij bij deze (hertaalde) tekst van Van den Ende: “Geen enkel ding ontkomt er aan het noodzakelijke veranderingsproces of kan zonder die verandering worden begrepen.” En zijn personage Vrymont laat Van den Enden zeggen: “Onze voorstellen echter zullen, mits zorgvuldig ingevoerd en consequent toegepast, de Hollandse Republiek stuwen naar een heil dat even lang zal bestaan als de aarde naar een zichzelf steeds verbeterend, een altijd groeiend en bloeiend welzijn.” [Daar hebben we die tijdloze eeuwigheid weer!].
Het kán natuurlijk zijn dat Spinoza in de voltooiing van de hoofdstukken over de democratie, eveneens over de weerbaarheid en veranderbaarheid ervan zou hebben gesproken in de geest als die van Van den Enden. In zijn bespreking in Directe Democratie (p. 137)van Spinoza’s toenmalige uitsluiting van vrouwen wijst Klever naar het ‘onontkenbare transformationisme’ in Spinoza’s natuurkundige beginsel. Bij de ontwikkeling echter van zijn politieke theorie is van enig transformationisme bij Spinoza weinig of niets in directe zin te merken. De historische dynamiek blijft wat op de achtergrond.
Het mag dan wellicht een opmerkelijke conclusie zijn die Wim Klever trekt in het laatste hoofdstuk van zijn boek The Sphinx aangaande Spinoza's 'kind of healthy national-socialism', minder opmerkelijk is dat hij daaraan vooraf laat gaan: an ahistorical kind of healthy national-socialism. (in The Sphinx. Spinoza reconsidered in three essays, Vrijstad - DocVison, 2000, p. 192). Het is op precies dat ahistorische bij Spinoza, waarop ik in dit blog wilde wijzen.


Reacties
Beste Stan,
Ten eerste ben ik je erkentelijk voor de uitstekende weergave van Spinoza's kritiek op Machiavelli en Van den Enden's 'inductie' van de directe (!) democratie op basis van het beginsel dat dit het enige politieke bestel is dat is aangelegd op en in staat is tot permanente zelfherziening.
Ten tweede weet ik niet precies waar (in welk boek of artikel) ik heb gesproken over 'onontkenbaar transformationisme' m.b.t. de uitsluiting van vrouwen uit de politiek. Terecht wijs je op de 'historische dynamiek' achter deze zaak. Maar dat deed Spinoza ook, en ik met hem in het hoofdstuk "Spinoza's vrouw" in mijn "Een nieuwe Spinoza in veertig facetten", dat je misschien nog in je 'boekwinkeltje' kunt acquireren. Ik heb het nu niet over de spreekwoordelijke veranderlijkheid van vrouwen maar over de historische veranderingen in hun positie. Spinoza vraagt zich af of "vrouwen van nature of krachtens een instelling (ex instituto) onder de macht van mannen zijn". Hij stelt duidelijk dat dit laatste het geval is, o.m. door de verwijzing naar de Amazonen en naar de opvoedingssituatie, waarin jongens door hun moeders anders worden opgevoed dan meisjes. Dat is allemaal 'historische dynamiek'. Heden ten dage hebbene wij een totaal andere positie van de vrouw in de maatschappij dan in de 17e eeuw. Vrouwen staan nu hun mannetje en zijn, althans in NL, economisch en sociologisch geemancipeerd. Zelfs meer dan dat. Mannen dreigen het onderspit te delven. Binnen enkele decennia hebben we een kabinet van louter vrouwen.
Wim Klever 19-07-2008 @ 16:16
Beste Wim,
Dank voor je reactie.
De plaats waar ik je opmerking over het 'onontkenbaar transformationisme' aantrof had ik moeten vermelden. Dat doe ik zo dadelijk alsnog.
Je boekje "Een nieuwe Spinoza in veertig facetten" had ik al eerder bij boekwinkeltjes.nl gevonden en besprak ik op 23 mei (zie hier de link http://spinoza.blogse.nl/log/een-al-wat-oudere-nieuwe-spinoza.html
Verder vind ik eerlijk gezegd dat je niet ingaat op het punt dat ik maak. Om die opvattingen over vrouwen ging het mij even niet zozeer, maar om het feit dat Spinoza in zijn politieke theorie geen plaats heeft voor sociale/historische verandering - dat het hem helemaal en uitsluitend om continuïteit lijkt te gaan. Hij lijkt de condities te willen aangeven, waarbij een staatsvorm tot in lengte van dagen behouden kan blijven.
Alsof Spinoza, zo schreef ik, alleen een theorie van de fundering en stabilisering van een (goede) staat wil bieden en niet tevens een revolutionaire theorie van de verandering (laat staan van revolutie) indien aan zijn condities niet wordt voldaan en er dus toch een foute staat ontstaat. Wat dan? Daarmee houdt hij zich niet bezig.
Stan 19-07-2008 @ 17:57
Beste Stan, het citaat van Spinoza kan ik, na lang zoeken, nu niet vinden, maar volgens mij heeft hij aangaande jouw laatste vraag en opmerking ergens geschreven dat iemand die het gezag van de autoriteiten ondermijnt en het volk in opstand wil brengen een raddraaier is, maar dat iemand, die met de juiste argumenten, kritiek uitoefent op die autoriteiten, met als doel de bevordering van het algemeen welzijn, uitstekend bezig is.
Verder had hij vernietigende opmerkingen over de Engelse revolutie van Cromwell (1599-1658), maar dat was omdat die een nieuwe dictatuur betekende.
Je kunt je inderdaad afvragen of een snelle politieke omwenteling het gewenste reultaat levert. Je kunt de ideeën van mensen immers niet van de ene op de andere dag veranderen.
J. Duyker 16-10-2008 @ 20:36
Beste, (ik denk) Johan?
De passage waarnaar je verwijst hoort typisch thuis in het laatste (20e) Hfst van de TTP en inderdaad vind je hem daar in § 7.
De verwijzing naar Cromwell, zonder dat diens naam wordt genoemd, vind je in de TTP Hfst 18 § 7.
Het ging er mij om dat je bij Spinoza weinig bewustzijn/conceptualisering van 'historische verandering' ontwaart. Ik ontdek meer en meer dat dit besef pas goed in de 18e eeuw (door en na Hegel) ontstond.
Stan Verdult 16-10-2008 @ 21:57
Ik bedoelde uiteraard de negentiende eeuw.
Stan Verdult 17-10-2008 @ 09:37
Ik heb een vraag voor Wim Klever. Kan iemand mij met hem in verbinding stellen?
Henk Visser 10-03-2009 @ 16:40