Een merkwaardige 'hedendaagse' bestrijding van Spinoza
Robert J. Roecklein, een Plato-deskundige, gebruikt zijn kennis om vanuit Plato kritiek op o.a. Spinoza te geven. Dat levert een enigszins hilarisch resultaat op. Vanuit de 21e eeuw worden met filosofie uit de 4e eeuw voor Christus filosofen uit de 17e eeuw bestreden. Roecklein publiceerde drie boeken:
• Plato Versus
Parmenides: The Debate Over Coming-into-Being in Greek Philosophy
(Lexington Books, 2010)
• Machiavelli and Epicureanism: An Investigation into the Origins of Early Modern Political Thought (Lexington Books, 2012).
• Politicized Physics in Seventeenth-Century Philosophy. Essays on Bacon, Descartes, Hobbes, and Spinoza Lexington Books, 2014 - - - books.google
Het gaat me hier uiteraard om het laatste. Daarin wordt in een lang vijfde hoofdstuk Spinoza aangepakt. En dat in mijn ogen op een enigszins hilarische manier. Books.google laat je veel bladzijden inzien en daarop zie je hem op de manier waarop in zijn ogen Plato Parmenides neersabelde met dezelfde argumenten als in Plato’s Parmenides Spinoza’s Ethica aanpakken. Het is teveel om samen te vatten. Maar ik beleefde er veel genoegen aan. Van de weeromstuit ben ik zelfs de Parmenides gaan lezen – op zich ook al een hilarisch boek dat je volgens mij het beste kunt lezen alsof je Jiskefet hoort.
Een van de grappige dingen in mijn ogen is dat Roecklein ervan overtuigd is dat Plato in dat boek Parmenides ‘Ene’ als iets onmogelijks onderuit haalt. Parmenides had het over “het zijn is, het niet zijn is niet”, wat Plato vertaalde in “Een en Al” (Lessing’s hen kai pan –het een en al - dat je niet bij Spinoza tegenkomt, vindt je hier). Vervolgens wordt een van de eerste argumenten tegen het Ene dat als je beweert dat het bestaat, het uit delen moet bestaan, n.l. het Ene en het Bestaan. Ook als daar nog Perfectie en Oneindigheid e.a. kwaliteiten aan worden toegekend, bestaat het Ene dus uit vele kwaliteiten en is het Ene dus Veelvuldig, hetgeen tot tegenspraak leidt: Een=Veel. Enfin, zo gaat dat maar door. Dat er ook nog een andere interpretatie van de Parmenides bestaat, n.l. dat Plato via zijn personage Parmenides zijn eigen filosofie in zekere zin belachelijk maakte, om de zekerheid te ontregelen, daarover hoor je Roecklein niet.
In het kielzog van Parmenides zou het atomisme zijn ontwikkeld dat zo’n invloed uitoefende op de in de 17e eeuw zich ontwikkelende natuurwetenschap. En die achtergrond legt Roecklein het vuur na aan de schenen.
Toch vind ik wel wat te leren van Roecklein’s betoog, doordat hij zo scherp laat zien dat Spinoza zowel in Ethica I van het alomvattende zijnde uitgaat, als in Ethica II van de meest simpele lichamen uitgaat (die wel de ondeelbare atomen moeten zijn, hoewel over die interpretatie verschil van mening bestaat). En daartussen, tussen het Macro-Zijnde en de Micro-Zijnden bevinden zich dus de kwetsbare, bederfelijke lichamen.
Hoe daar te komen? En het is hier dat Roecklein het meest vermakelijk wordt: als hij zich erover ergert dat Spinoza zich niet met de mensen van vlees en bloed bezig houdt, maar met een “theory of body” en een “ideal template” van een Exemplar humanae naturae dat ons naar het eeuwige verwijst. Hij ergert zich erover dat Spinoza scholars niet verwonderd genoeg zijn over Spinoza’s nadruk op eeuwigheid. Hij vraagt zich af: wat heeft het perfectioneren van de mens, die leven en mogelijk willen excelleren in hun beperkte tijd, van doen met eeuwigheid. Dat vraagt z.i. om contemplatie op de beperkingen van het menselijk bestaan – en ja, op de dood.
En hij wordt almaar bozer en beweert dat die nadruk op het eeuwige bedoeld is om gewone mensen, niet-filosofen, het zwijgen op te leggen. Om de gewone, dagelijkse zintuiglijke kennis van gewone mensen aan de dictaten van filosofen te onderwerpen. Gewone mensen zijn van vlees en bloed, zij bloeden sub specie durationis, waartegenover Spinoza de macht van het definiëren, het munten van een nieuwe taal stelt. Het stipuleren enerzijds van het Grote ZijnsWezen als de oorzaak van alles, maar ook van de simpele lichamen als de oorzaak van alles, vormt zijn bewijs waarbij hij gebruik maakt van eleatische argumenten om zijn definities niet te hoeven bewijzen. En als dat eleatische redeneren onderuit kan worden gehaald, kan Spinoza zich die luxe niet meer permitteren. Welnu, die prestatie gaat Roecklein dus leveren: “Plato’s proofs make it possible to disprove the Ethics I, On God.”
Hier stop ik. Ik heb zijn boze verontwaardiging willen laten voelen van waaruit hij Spinoza met Plato bestrijdt. Hij zal laten zien hoe de ene substantie niet aan de veelheid (van de attributen) ontkomt, en hoe het samengaan van essentie en existentie (van 1/def1) al een tweeheid impliceert. En zo gaat dat verder.

