Carl Schmitt (1888 – 1985) over Spinoza

Carl SchmittCarl Schmitt, de van huis uit Duitse katholieke staatsrechtgeleerde en politieke filosoof, publiceerde in de jaren twintig en dertig, ten tijde dus van de Weimar Republiek die in 1918 was ontstaan, een reeks van politieke pamfletten waarin hij Weimars parlementaire democratie afwees en de invoering van een autoritaire staat bepleitte. Hij maakte deel uit van de zgn. Conservatieve Revolutie, een groepering van extreemrechtse publicisten die reactionaire gemeenschapsidealen paarden aan een modern vertrouwen in de maakbaarheid van de samenleving. Opportunistisch ondersteunden ze hoe de nationaal-socialistische NSDAP gebruik maakte van de vrijheid die de democratie bood, om diezelfde democratie te bestrijden. De opkomst van het nationaal-socialisme en de machtsovername door Hitler werden door deze Conservatief Revolutionairen dan ook toegejuicht. Na de machtsovername door de nationaal-socialisten maakte de extreemrechtse katholieke en antisemiete staatsrechtgeleerde Schmitt snel carrière als ‘kroonjurist van het Derde Rijk’. Hij bekleedde diverse publieke ambten en zou het nazi-regime met juridische argumenten ondersteunen. Het meest berucht is wel zijn artikel ‘Der Führer schützt das Recht’ uit 1934, waarin hij de buitengerechtelijke executie van tweehonderd politieke tegenstanders van Hitler met een beroep op het recht vergoelijkte.

Carl Schmitt stond uitdrukkelijk een theologische politiek voor, die ervan uitgaat dat theologische voorstellingen en ideeën ons begrip van politiek zijn blijven bepalen ook in een geseculariseerde moderniteit. Er zou een structurele overeenstemming bestaan tussen politieke en theologische begrippen. Die overeenstemming zou historisch te verklaren zijn vanuit het feit dat de theologie gedurende vele eeuwen haar stempel heeft gedrukt op onze ideeën over politiek en daarmee ook op de vorm die onze politieke instellingen uiteindelijk hebben aangenomen.  Zo is voor Carl Schmitt de soeverein, degene die in de staat beschikt over de hoogste macht, te begrijpen naar analogie van een bepaalde theologische voorstelling van God. Immers, de soeverein is almachtig zoals God. Zijn beslissingen hebben een onvoorwaardelijk gezag en zijn, zoals die van God, ‘normatief beschouwd uit een niets geboren’. Schmitt stelt daarmee niet dat de soevereine beslissingen identiek zijn aan de goddelijke; hij stelt slechts dat er een bepaalde structurele overeenkomst of verwantschap bestaat tussen het politieke begrip soeverein en het theologische begrip God, daar beide zich verstrengeld met elkaar ontwikkelden. Schmitt beschrijft dus de onbeperkte macht van de soeverein geheel naar analogie van de almacht van God.

Het voorgaande ontleende ik aan het proefschrift van Marc de Wilde dat verscheen als: Verwantschap in Extremen - politieke Theologie bij Walter Benjamin en Carl Schmitt [Amsterdam University Press, 2008]

[Hier in z'n geheel te downloaden)

Hierna citeer ik de enige passage in dit boek, waarin de zienswijze van Schmitt op Spinoza beschreven wordt:

“Juist in dit verband – de diagnose van de doodsoorzaken van de Leviathan – stuiten we op een van de meest expliciete antisemitische passages in Schmitts werk. Zo zou Baruch de Spinoza in zijn Tractatus theologico-politicus (1670), aanknopend bij het door Hobbes gemaakte onderscheid tussen uiterlijke bekentenis en innerlijke geloofsbeleving, de ‘vroomheid zelf’ hebben toegeschreven aan de rechtssfeer van het individu. Spinoza zou daardoor de aanzet hebben gegeven tot de formulering van een algemene geloofs- en gewetensvrijheid. ‘De scheiding van innerlijk en uiterlijk’, schrijft Schmitt, ‘is ook bij Hobbes reeds (…) in de kiem aanwezig. Maar de joodse filosoof drijft deze kiem tot zijn uiterste ontplooiing, totdat het tegendeel wordt bereikt en de Leviathan van binnenuit wordt ontzield’ (L, 87 *). Door het onderscheid tussen innerlijk en uiterlijk aan te merken als fundament van de juridisch-politieke orde zou de ‘joodse filosoof’ het lot van de Leviathan hebben bezegeld. Want een staat die, al mag hij dan nog zo loyaal worden gehoorzaamd, enkel de uiterlijke bekentenis beheerst, is gedoemd zijn legitimiteit te verliezen. ‘Zo’n profane god’, schrijft Schmitt ‘heeft alleen nog de schijn en de simulacra van het goddelijke aan zijn zijde’, maar blijkt de innerlijke geloofsbeleving van zijn onderdanen niet langer te kunnen beroeren (L, 94).

Volgens Schmitt heeft zich met deze ‘gedachtebeweging vanuit de joodse existentie (… ) in de loop van luttele jaren een beslissende wending in het lot van de Leviathan voltrokken’ (L, 88). Zo zou Moses Mendelssohn, in het voetspoor van Spinoza, een absolute gewetensvrijheid formuleert [sic], ‘met een vastberaden instinct daarvoor, dat een dergelijke ondermijning en uitholling van de staatsmacht de verlamming van het vreemde en de emancipatie van het eigen joodse volk het beste dient’ (L, 93). In de negentiende eeuw zou de jurist Friedrich Julius Stahl-Jolson**), de ‘van Spinoza tot Moses Mendelsohn lopende lijn doel- en instinctzeker’ hebben voortgezet door de tegenstelling van innerlijk en uiterlijk in de definitie van het begrip ‘rechtsstaat’ te verankeren: ‘rechtsstaat betekent’, zo citeert Schmitt de jurist, ‘überhaupt niet doel en inhoud van een staat, maar alleen de wijze en het karakter om deze te verwezenlijken’ (geciteerd in L, 106). Bij Stahl-Jolsen zouden zich ‘in een breed front’ talloze ‘geëmancipeerde jonge joden’ hebben gevoegd, waaronder de Rothschilds, Karl Marx, Börne, Heine en Meyerbeer, die zouden hebben getracht de staatsmacht ‘ideologisch te verwarren en geestelijk te verlammen’ (L, 108).” [p. 112-113]

_________

*) L = Carl Schmitt: Der Leviathan in der Staatslehre des Thomas Hobbes. Sinn und Fehlschlag eines politischen Symbols, Stuttgart, Klett-Cotta (2003, oorspr. 1938)

**) Voetnoot 42 Friedrich Julius Stahl-Jolson (1802-1861), beter bekend als Julius Stahl, was een hoogleraar kerkelijk recht te Berlijn. Na als kind een joodse opvoeding te hebben genoten, had hij zich op zijn negentiende bekeerd tot het protestantisme. Schmitt noemt de jurist bewust bij zijn volledige naam, dit om te onderstrepen dat het een joodse auteur betreft (vergelijk hierover Gross, R. (2000), Carl Schmitt und die Juden. Eine deutsche Rechtslehre, Frankfurt am Main, Suhrkamp, 129).

Volgens de beschrijving van zijn bibliotheek [zie PDF] had Schmitt in bezit:

Kohn, Ernst: Spinoza und der Staat. Studien z. niederländ. Staatsauffassung d. 17. Jahrh. u. z. polit. Geistesgesch., Berlin 1926 (Diss. phil. Berlin, Teildr.) Spinoza, Baruch de: Theologisch-Politischer Traktat. Übertragen u. mit Einl., Anmerkungen u. Registern versehen von Carl Gebhardt (Philosophische Bibliothek, 93), 4. Aufl. Leipzig 1922 (Mit Anm.)

                                                                     * * *

Besprekingen van Marc de Wilde: Verwantschap in Extremen. Politieke Theologie bij Walter Benjamin en Carl Schmitt, Vossiuspers UvA - Amsterdam University Press, Amsterdam 2008

door dr. Marin Terpstra in: Filosofie & Praktijk, 30(2009)1, 57-60 [DOC]

door prof. dr. T.W.A. (Theo) de Wit  in Krisis 2009, nr 1 [PDF]

 

Reacties

Stan, Schmitt's soevereiniteitsbegrip gaat verder dan jij op gezag van De Wilde stelt: "Soeverein is diegene die over de uitzonderingstoestand beslist". Althans, zo is de beginregel in Schmitt's geschrift 'Politische Theologie'. De soeverein is dan almachtig. Want wat is de macht van diegene die over de uitzonderingstoestand beschikt? Antwoord: hij kan de wet buiten werking stellen, en dingen doen die volgens de wet niet kunnen. De analogie met de theologie is treffend: God kan ook de (natuur)wet buiten werking stellen, en dingen doen die volgens de wet niet kunnen. Alleen zeggen we dan dat hij een wonder verricht. President Mubarak beschikte tot zijn recente afzetting in Egypte in een permanente uitzonderingstoestand, en Assad doet dat nog steeds in Syrië. Zij verrichten dus theologisch gezien wonderen als zij naar willekeur onderdanen de oubliette in sturen. Over het algemeen zijn het landen waar NL toeristen graag heengaan, want het is er zo veilig en de mensen zijn er zo vriendelijk. Daarom dus, God is veel te dichtbij.

Ik ga het liefst naar een land waar volgens de filosofische God van Spinoza bestuurd wordt die niets uit niets kan scheppen en geen natuurwet terzijde kan schuiven: vanuit een volkomen anders- (liever: on-)theologische politiek dus. Daarom blijf ik maar liever in ons eigen landje (wel in de hoop niet ergens een overspannen schutter tegen te komen).

Helaas heeft Raphael Gross al Carl Schmitt en de joden uitvoerig geanalyseerd. Ook voor hem bestond er een typisch joodse manier van denken.En dat Spinoza daaronder viel lijkt me vanzelf te spreken. Het talmudisme en de kaballa moeten ergens hun uitdrukking in vinden. Welja, ook in de Spinoza-geschriften. Voor de nazi's was dat een hoop vergif.